Reisverslag 6 - Reisverslag uit Ho Chi Minhstad, Vietnam van Roos Hazendonk - WaarBenJij.nu Reisverslag 6 - Reisverslag uit Ho Chi Minhstad, Vietnam van Roos Hazendonk - WaarBenJij.nu

Reisverslag 6

Blijf op de hoogte en volg Roos

10 Augustus 2016 | Vietnam, Ho Chi Minhstad

Beste allemaal,

Zonder het te realiseren ben ik aangekomen bij mijn laatste 2 weken in Vietnam en zit ik nu op de zondagochtend van 12 juni 2016 een van mijn laatste verslagjes van Vietnam te typen. Ik zit in het cafe genaamd 'de S-Club' en, omdat iedereen in het weekend op pad is, laat ik mijn mobiel 'Tears for Fears' afspelen. Het regent hevig buiten en zelfs de fanatieke 'bartenders' die normaal gesproken buiten op het kunst-gras aan het jongleren zijn met flessen zijn thuisgebleven. Langzaam druppelen de nieuwe vrijwilligers binnen en doe ik moeite om mijzelf nogmaals voor te stellen, de meesten blijven maar 1 of 2 weken en ik heb zoveel gezichten zien komen en gaan dat ik mijzelf er toe moet zetten om ook deze vrijwilligers een warm welkom te geven. Ik weet hoe het is om hier nieuw aan te komen en hoe fijn het is als iemand naar je omkijkt, daarom dat ik een nieuwe vrijwilligster mee ga nemen om ''Pho'' (je spreekt het uit als 'pheeuh') te eten om 6 uur.

Ik ben inmiddels gestopt met lesgeven en heb me de afgelopen 2 weken gericht op de 'foodshop'. Dit programma wordt verkocht als 'daklozen te eten geven' maar in realiteit zijn het niet echt daklozen. Je kan een maaltijd kopen voor dubbeltje (letterlijk, 2000 dong is zo'n 10 eurocent), vroeger was het gratis maar dat lag te gevoelig; Vietnamezen maken het liefst niet gebruik van liefdadigheid tenzij ze echt geen andere keus hebben. We vertrekken om half 8 's ochtends en lopen 10 minuten naar het busstation, de zon brandt inmiddels al fel in de zon en elke ochtend is het een heel ritueel van zonnebrand en vestjes om je armen te bedekken.

Er zijn 2 verschillende bussen, of een ouderwets uitziende bus die lijkt te stammen uit de Amerikaanse jaren 50/60 tijdens de 'Civil Rights Movement' of, mijn favoriet, een mini-busje met een open achterkant waar je jezelf in omhoog moet trekken terwijl het busje rustig verder rijdt. Er is misschien plek voor 8 passagiers op de lange banken aan beide zijden en als je naar je linkerkant kijkt kan je alle honderden motorrijders nieuwsgierig zien terugkijken. Een kaartje kost 5000 dong en het maakt niet uit hoe ver je meereist, het busje stopt nooit, zelfs niet als de buschauffeur het geld via een klein raampje achter zijn rug moet grijpen. Echt veilig is het natuurlijk niet te noemen, maar dat is geen enkel vervoer hier. Zelfs te voet loop je gevaar, ze hebben wel voetpaden maar deze staan vol met kleden met waren, verkopers, plastic stoeltjes, tafels en pannen en potten vol eten, laaghangende elektriciteitsdraden en gaten in het asfalt. Vaak moet je uitwijken naar de straat, waar de scooters koning zijn.

Als we de bus uitspringen moeten we nog de straat oversteken. Phu, onze begeleider, is met ons mee en er is maar een manier om de jungle van motors en uitlaatgassen te doordringen, je hand omhoogsteken, langzaam lopen en gaan. Je hoeft echt niet te verwachten dat iemand voor je stopt en je voorlaat, zelfs niet als er een zebra-pad op de grond is geschilderd.

Als we het restaurant (een open garage met aluminium tafeltjes en krukken) binnenlopen is er gelijk veel te doen. Of we doen de groenten snijden, het bestek afwassen, pepers knippen (met een schaar), de borden drogen en de tafels klaarzetten. Meestal zijn we daar om half 10 wel mee klaar en hebben we een uur om te rusten en zelf een maaltijd te eten. Om 11 uur komen de gasten binnen en ben ik of bezig met het eten op te scheppen in de keuken, waar geen airconditioning is en de temperaturen oplopen tot zo'n 45 graden, of ik deel het eten uit bij het restaurant. Meestal doe ik het laatste, niet alleen omdat ik de temperatuur niet kan uitstaan maar ook omdat je op deze manier contact kan hebben met de bewoners van Ho Chi Minh City. Bouwvakkers met oranje helmen, studenten in school-uniform, ouderen met gebroken ruggen, kinderen met of zonder ouders en Vietnamezen met een verstandelijke of lichamelijke beperking stromen in golven naar binnen. Als ik een dienblad uitdeel zeg ik: 'Chuc Ngon Mieng' (enjoy your meal) of 'Ban mot chuc' (een momentje, alstublieft). Op een ochtend delen wij zo'n 300 maaltijden uit.

De 'food shop' is niet een van de meest populairste projecten. De andere projecten stromen over van vrijwilligers (een van de redenen waarom ik dat liever niet doe) maar het voor het eten geven aan de armen staan er om half 8 's ochtends maar een handjevol vrijwilligers klaar. Niet dat dat een ramp is, de keuken is piepklein en de hoeveelheid werk maar beperkt.

Het personeel wat daar werkt is geweldig. Ik trek het meest op met 2 meisjes van mijn leeftijd, Moon en Emma. Dit zijn niet hun 'echte' namen maar door heel Azië is er een nieuw fenomeen ontstaan waar mensen op jonge leeftijd een tweede naam krijgen toebedeeld. Een ''Engelse'' naam, zoals ze het noemen. Dit heeft verschillende redenen waarvan de voornaamste is dat ze 'weten' (of veronderstellen) dat wij, als het Westen, hun namen toch niet kunnen uitspreken. De tweede reden is dat iedereen hier dezelfde naam heeft, en nu ben ik niet racistisch maar van alle Vietnamezen die ik ooit heb ontmoet heten er zo'n 75% (als niet meer) met hun achternaam 'Nguyen'. Als ik op facebook een student moet opzoeken is dat vrijwel onmogelijk. 'Phu Nguyen' levert honderden resultaten op. Ter vergelijking; Roos van Hazendonk zijn er maar 2.

Het enige probleem met deze Engelse namen is, is dat ze niet altijd een juist idee hebben van wat nou echt Westerse namen zijn. Zo heet er een Chinese jongen van het medische project: 'Flamingo'.

Moon en Emma zijn beide studenten en zijn allebei ongeveer de helft van mijn lengte. Emma houdt ook van Koreaanse popmuziek en Moon van Vietnamese popmuziek (Son Tong MTP <3) en samen met hun breng ik de pauzes meestal door in een Westers café een paar straten verder.

Van de rest van de werknemers van de 'food shop' had ik ook een hoge dunk, tot wij op een woensdagochtend naar het restaurant reisden. Ik was samen met Yang Lei, een van mijn beste vriendinnen hier, Irene, een ander Chinees meisje, en twee andere jongens. Irene had haar nieuwe Iphone 6 meegenomen naar Vietnam wat, heel eerlijk gezegd, niet zo'n slim idee is. Er wordt niet voor niks gewaarschuwd om niet je telefoon in je hand te houden op straat. Er was zelfs een incident met een andere vrijwilliger die in een café zijn telefoon in zijn handen hield en dat er een Vietnamees naar binnen rende, zijn telefoon uit zijn handen griste, en buiten achterop een motor sprong. Maar, onze begeleider Phu, had ons verteld dat we onze tassen op de trap konden laten liggen want ''hier kan alleen het personeel komen (dus het is veilig)''.
Irene had nog wat met een vriendin gepraat op WeChat (de Chinese whatsapp) voordat ze haar mobiel opborg in haar tas. Toen ze een half uur later haar rugzak opende was de telefoon weg, maar niet alleen dat: iemand had hem uitgezet. Dit was nog vroeg in de ochtend, en lang voordat er maar een klant binnen had kunnen komen. Met deze wetenschap was de conclusie simpel: de telefoon is gestolen, en door iemand van de mensen hier.

We wisten al snel dat het niet een van de vrijwilligers had kunnen zijn omdat wij de hele tijd samen waren. Nee, het moest iemand zijn die in de keuken werkte. Lei en Irene gingen samen naar de keuken om te vragen of het oké was om iedereens tas te doorzoeken. Voordat Phu de vraag volledig had vertaald naar Vietnamees kwam de chef kok met een rood gezicht aangerend, schreeuwen dat ze (Irene en Lei) ''terug moesten gaan waar ze vandaan kwamen'' en ''nooit meer terug hoefden te komen naar Vietnam''. Hij zei nog een hele hoop meer, maar Phu, het meest zachtgekookte eitje dat ik ooit in mijn leven heb ontmoet, had inmiddels zijn arm al voor zijn gezicht geslagen terwijl de Chef Kok, centimeters van Irene's gezicht vandaan, door schreeuwde en met zijn armen dramatisch in de lucht wapperde.

Lei is 29 en heeft 8 jaar van haar leven doorgebracht in New York en is een van de meest standvastigste, intelligentste en sterkste vrouwen die ik ooit in mijn leven heb ontmoet. Ze is ook fel en kan slecht tegen onrechtvaardigheid. Maar, de chef kok spreekt geen Engels en zij spreekt geen Vietnamees dus richten ze haar woede op Phu die het op zijn beurt moest vertalen naar zijn moedertaal.

Phu, die niet wist wat hem overkwam, begon inmiddels te huilen. Uiteindelijk werd er besloten om de politie erbij te betrekken en nam Phu Irene mee naar het politiebureau. De chef kok, die boven de keuken woont, racete naar boven en kwam even later terug met andere kleding. En, na zijn kontzak te checken (wat onder een lang overhemd was verborgen) liep hij met grote passen liep hij het restaurant uit en zagen we hem minstens een half uur niet meer terug.

Toen de chef kok zijn gezicht weer liet zien was er inmiddels een politieagent aanwezig. Met een ondoorgrondelijke blik vertelt de chef kok dat hij 'overal mag zoeken'. De politie agent heeft echter niet zo veel zin om op actie over te gaan omdat 'hij de werknemers niet wil beledigen' en de manager raast door over hoe deze aanpak niet past bij de cultuur en dwingt Irene om publiekelijk haar excuses aan te bieden (voor geen enkele reden).

Uiteindelijk, nadat Lei haar stem weer had verheven, had Irene toestemming om de tweede verdieping te doorzoeken. De politie agent slofte naar boven, met de chef kok in zijn kielzog, die met een rood hoofd nog steeds beledigingen in het Vietnamees aan het roepen was. Uiteindelijk eiste hij een brief van de Chinese overheid en politie generaal met een verontschuldiging. Irene had mij gevraagd om mee naar boven te lopen, Lei's toegang werd gehinderd, en met tegenzin liepen we de kamer van de chef kok binnen. De politie agent stond vermoeid in de deuropening terwijl de kok door de kamer heen ijsbeerde. Ik weet niet precies waar de politie hier nuttig voor is, maar helpen met diefstal is het zeker niet. Wat verwachten ze nou van ons? Dat ik en Irene, waar de chef kok bij staat, in zijn onderbroekenla gaan graaien op zoek naar een een telefoon?
Uiteindelijk is de telefoon niet gevonden, maar dat was niet eens het ergste. De telefoon is verzekerd en is maar materialistische schade, het ergste was de reactie van iedereen. Toen Irene vertelde wat er was gebeurd, was de reactie van iedere Vietnamees het zelfde: ''waarom heb JIJ er dan niet beter op gelet?'' in plaats van ''een van 'ons' heeft de telefoon gestolen, wat gaan we hier aan doen?''. Niemand leek ook maar in het minst geïnteresseerd te zijn in Irene's verhaal en binnen een minuut werd zij gezien als de aanstichter van al het kwaad en moest ze haar excuses aanbieden. En elke vorm van kritiek werd van de tafel geschoven als ''dit is nou eenmaal onze cultuur''.

Nee, het allerergste was dat, toen wij terugkwamen en nadat Phu in meerdere huilbuilen was uitgebarst, we naar het kantoor werden geroepen, dat een van onze coördinatoren letterlijk zei tegen Lei: ''Jullie zijn nu eenmaal al Chinees, ze hebben al een hekel aan jullie. Het is maar het beste om ze niet meer redenen te geven om jullie te haten.''

Het was de meest belachelijke situatie die ik tot dusver op reis hebt meegemaakt en ik heb voor eeuwig geen respect meer voor het argument: ''dat is nou eenmaal onze cultuur''. Ikzelf kon mij er wel redelijk snel weer overheen zetten en stond de volgende ochtend weer klaar om naar het busstation te lopen, Lei weigerde echter ook nog maar een voet binnen te zetten en samen bereidden we ons vooral voor op onze reis naar Hanoi.

Op vrijdag middag vertrokken we met het vliegtuig naar Hanoi en toen wij aankwamen was het al donker. De straten waren verlicht met lantaarns en in 'the old quarter', waar ons hostel was, was een doolhof van kleine wegen en Frans uitziende gebouwen.
Op meer dan een manier is Hanoi een stad om veel makkelijker van te houden dan Ho Chi Minh. Het is schoner, heeft meer historie en voelt minder druk aan. Als we onze tassen hebben afgezet en de reis voor de volgende dag hebben geboekt duurt het ons maar een paar minuten om een schattig klein restaurantje met een ''trip-advisor''-sticker te vinden.

De volgende ochtend staan we vroeg op om met de bus te vertrekken naar Mau Chau. Mau Chau is een een klein dorpje in een boerenomgeving dat vooral bekend staat om de vele rijstvelden en bergen. Het is veel minder populair dan Sapa, wat nog mooier moet zijn, maar de enige optie om naar Sapa te gaan is als je jezelf ook wilt onderwerpen aan ''trekking''.

Lei en ik hadden moeite om ook maar een trip te boeken naar het platteland omdat het meeste bestaat uit eisen die wij niet hebben. Lei kan niet zwemmen en niet fietsen, en we hebben beide geen conditie. Ook motorrijden zit er na mijn Da Lat avontuur niet meer in. Met deze eisen zouden wij een 'speciale tour' hebben geboekt, maar zodra we uit de bus stappen vertelt onze tikkeltje irritante tourgids dat de eerste activiteit fietsen is. Lei stapt achterop bij mij en door een valpartij van 2 Australiërs zijn we uiteindelijk met zijn vieren verdwaald. Een heerlijk begin van onze tijd in Mau Chau.

Als uiteindelijk iemand ons komt zoeken en we terugkomen bij onze 'homestay' is iedereen al aan het lunchen. Ik ben compleet uitgeput. Lei is niet eens zo zwaar, maar het fietsen door de bergen met een amper werkende fiets is genoeg voor ons beiden om te verwijzen naar onze eerste eis: géén fietsen.
Lei mag achterop bij onze tourgids en ik krijg een lokale jongen aangewezen waarbij wij achteraan de groep fietsers aanrijden. Hij spreekt redelijk Engels en gebruikt het meerendeel van de tijd om een poging tot flirten te doen (erg ongemakkelijk allemaal).

De zon gaat onder en dat levert een paar prachtige beelden op, langzaam maar zeker keren we terug naar de 'Homestay' voor het diner. Na de BBQ en een korte dansvoorstelling lopen we met een klein groepje naar een feest verderop. Alle jeugd uit de dorpen (en een paar studenten uit Hanoi) zijn bij elkaar gekomen om een 'bonfire' feest te houden. Er zijn 3 kampvuren aangestoken waaromheen rondjes worden gelopen op het ritme van Koreaanse pop-muziek. Natuurlijk is het onmogelijk om niet op te vallen en ik ben net aan het filmen als een meisje vraagt of ze met mij op de foto mag. Hierna keert ze naar Lei, die immers uit China komt maar wiens (en ik quote) ''ogen Aziatisch zijn, maar neus westers'' en regelmatig voor Chinees, Vietnamees of Koreaans wordt aangezien (een vrouw dacht dat ze Koreaans was omdat ''ze zo'n goede huid heeft'', wat klopt). Lei schatert en zegt: ''waarom? Ik ben ook een Aziaat?'' het meisje kijkt enigszins verward en Lei trekt maar snel de telefoon naar zich toe om een foto te schieten.

De volgende ochtend staat op de planning om naar het meer te gaan. Lei wil niet mee want, zoals wij al eerder aan de organisatie hadden aangegeven, kan zij niet zwemmen. In plaats daarvan krijgt ze een persoonlijke tour door het dorp (alweer) en ga ik op pad met een Amerikaans meisje en een moeder en dochter uit Australië. We stappen op een gammel bootje wat met metalen platen aan elkaar hangt en gooien het anker uit ergens midden op het meer. Er is verder niemand te bekennen en we gebruiken de ochtend om te zwemmen of om op het bootje te dutten. Hierna gaan we naar een van de houten hutjes op palen, die mij gelijk heimwee geven naar Cambodja, en eten we lunch met een lokaal gezin.

Rond een uur of 2 stap ik op de bus om terug te gaan naar Hanoi.

Op maandag is het dan zo ver: Ha Long Bay. Menig Vietnamees is het hierover eens: je kan niet naar Vietnam reizen zonder naar Ha Long Bay te gaan (hetzelfde wat Cambodjanen zeggen over Angkor Watt).

Ha Long Bay betekend letterlijk: ''descending dragon bay'' en staat sinds 1994 op de UNESCO World Heritage Site. Het betreft zo'n 2.000 eilandjes die als rotsen boven het water uitsteken. En ik overdrijf niet als ik zeg dat het een van de mooiste plekken is die ik in mijn reis (tot dusver) heb gezien. 2 Dagen verblijven ik en Lei op een cruiseschip met een grote groep Koreaanse jongeren, die vliegensvlug een groep vormen. Ik, Lei, een iets oudere man uit Taiwan en een enigszins naïeve Amerikaan die aan een van de Koreanen vraagt: ''zo, dus jij komt uit Zuid-Korea, heb je dan ook alles van Samsung?'.

Met onze zeer irritante gids die overduidelijk op elke tocht dezelfde grappen maakt, bezoeken we een grot, waar ik als reflex een vogelspin van mijn been afsla die door de klap direct dood op de grond ligt, en gaan we kanoën tussen de rotsen door (Lei kijkt enigszins benauwd ondanks het veiligheidsvest dat om haar middel is gebonden.)

De woensdag spenderen we in Hanoi en lopen we door de kleine straatjes van de Old Quarter. We hebben niet veel tijd voordat we weer op het vliegveld moeten zijn dus we sjesen van plek naar plek. 's Ochtends vroeg gaan we naar het Ho Chi Minh Mausoleum waar al een lange rij (vrijwel alleen Vietnamezen) staat te wachten. Met enig amusement kijken ze naar mij en Lei als we aansluiten in de rij, ook de 'guards' die in fel wit uniform rondparaderen in de stijl van Buckingham Palace kijken enigszins verbaasd. Ik denk dat dit misschien niet een populaire bezienswaardigheid is voor buitenlandse toeristen.

Na een 3 kwartier te hebben gewacht mogen we naar binnen en worden we in een nauwe lijn langs Ho Chi Minh geleid. Ik heb enkel ooit foto's gezien van Lenin gebalmsde lichaam maar de ervaring zo is toch net iets anders. Ook al zijn de meningen over deze man natuurlijk verdeeld, voor Vietnamezen die zijn gebleven een held, voor degene die zijn gevlucht een oorlogscrimineel en dictator, ikzelf voel mij toch enigszins klein als je lans zijn lichaam loopt. Achter Ho Chi Minh hangen twee afbeeldingen in steen uitgedrukt: de vlag van Vietnam en de communistische vlag. Het is weinig verlicht en ieders ogen zijn gefocust op de man die ik oh zo vaak heb gezien op de posters die door heel Vietnam zijn verspreid (overigens nog meer in het zuiden dan in het noorden). De hele ervaring duurt zo'n twee minuten.

Buiten kunnen we nog langs de oude slaapkamer van Ho Chi Minh lopen en de paden waar die altijd zo graag sporten. Dan is er nog het Ho Chi Minh museum dat is gevuld met jonge soldaten in uniform die een school uitje of iets in die richting hebben. De hele ochtend staat in het teken van Ho Chi Minh en het is verademend om weer buiten het complex te staan.

We gaan opzoek naar de gevangenis die eerst door de Franssen werd gebruikt om Communisten, Nationalisten en andere intellectuelen met een mening die de Fransen niet aanstond, werden vastgehouden. Binnen zijn wassen beelden gemaakt om het leed uit te beelden waar mannen, vrouwen en kinderen aan zijn blootgesteld in de tijd van de Franse heerschappij.

Nu moet ik eerlijk bekennen dat dit niet de enige reden is dat Lei en ik hier graag naar toe wilden Natuurlijk is het interessant om te lezen over de mentale en fysieke kracht die de Vietnamezen uitten in deze omstandigheden en is het des te meer verschrikkelijk om de martelwerktuigen te zien en de verhalen te lezen.

Maar hier houdt de geschiedenis van deze gevangenis niet mee op, in de Vietnam oorlog is het gebruikt door Ho Chi Minh en zijn troepen om Amerikanen vast te houden, onder wie niemand minder dan Joe Biden.

Je kan zelfs de ''flight-suit'' van Joe Biden bezichtigen (ook al zegt Biden zelf dat dit niet zijn uniform was en dus een replica is, maar dat mag de pret niet drukken). In een kort propaganda filmpje waarin de Vietnamezen de Amerikanen behandelen als VIP's, ze cadeaus krijgen, basketbal spelen en een vergelijking wordt gemaakt met het Hilton Hotel (of dit de waarheid is betwijfel ik, maar de Vietnamese vrouw die het filmpje inspreekt blijft er op aandringen dat ondanks hoe de Amerikanen de Vietnamezen behandelen, dat de Vietnamezen nooit dit gedrag naar de Amerikanen toe zal vertonen, want dat is niet de aard van het beestje *ahum*).

Aan het einde is er een glimps te zien van een jonge, knappe Joe Biden, op de dag dat ze werden vrijgelaten. Lei en ik kijken het filmpje wel 3 keer om hem goed te kunnen zien, en met onze commotie sluiten er nog 2 Koreaanse toeristen aan om Biden in al zijn glorie te bewonderen. De bewaker kijkt ons enigszins afkeurend aan als we de kleine ruimte verlaten.
Hierna hollen Lei en ik naar het vrouwenmuseum van Vietnam. Een prachtig initiatief, en museum, gevuld met alle bijdragen die vrouwen in de geschiedenis van Vietnam hebben geleverd. Er is een hele verdieping geweid aan de Vietnam Oorlog waar vrouwen, en soms jonge meisjes, worden geëerd met foto's, verhalen, citaten en medailles die ze hebben verdiend.

Nou is het geen geheim dat vrouwen zo'n 40 procent van het de ''patriotten'' en ''vrijheidsvechters'' (zoals het museum ze noemt, ik denk dat Amerika een andere naam voor hen heeft), uitmaakten maar het is ook niet alsof daar echt aandacht aan wordt besteed. Het wordt een beetje tussen neus en lippen verteld, maar in dit museum is het heel duidelijk dat vrouwen net zo'n belangrijke rol hadden als mannen. Nu ligt de situatie voor gelijke rechten in Vietnam iets anders, zoals in de meeste Aziatische landen is feminisme een radicaal idee wat wordt verworpen en onbespreekbaar wordt gemaakt, maar een ieder die de tijd heeft om door dit museum te wandelen denkt misschien iets anders over de ''zwakke'' sekse.

Als we meer tijd hadden waren Lei en ik waarschijnlijk een stuk langer in het museum blijven hangen maar helaas, we moesten echt terug naar het hotel om onze spullen op te halen en te vertrekken naar het vliegveld.

Als we op woensdag avond terugkomen in Saigon is bijna onze hele kamer leeg. Buiten een zeer arrogant meisje uit Hong Kong, die in feite beweert niks te maken willen hebben met mensen zonder opleiding, en als mannen niet bij een van de topbedrijven in China werken dan hoeven ze al helemaal niet te komen aanzetten, is iedereen weg.

Lei maakt zich ook klaar voor haar vertrek en de zaterdag spenderen we nog samen in een kunstdistrict waar we gaan ''shoppen'' (alle kleding is: one size fits all, maar dat is dus niet zo) en halen we pizza op de terugweg. Om 3 uur 's nachts vertrekt Lei naar het vliegveld en beloven we elkaar te ontmoeten in China.

Mijn laatste 2 weken besteed ik in de Food Shop, ook al mis ik een paar dagen omdat ik terug moet naar het Chinese Consulaat voor mijn Visa-aanvraag (wat onnodig gecompliceerd is om te krijgen). In de middag en avond breng ik veel tijd door met mijn Vietnamese vrienden en spreek ik vooral veel af met Phu, mijn coördinator, en zijn vriendinnetje Moon die ook bij de Food Shop werkt. Samen gaan we uit eten, cruisen we rond op de scooter, gaan we voor de eerste keer (voor Phu) naar de McDonalds, bezoeken we een lokale markt en probeer ik de twee jonge geliefden te troosten in hun verdriet. Phu's moeder had gebeld en verteld dat als Phu met Moon zou trouwen, dat een van hun binnen een jaar dood zou zijn. Deze kennis heeft moederlief van een van de monniken en toekomstvoorspellers die zij vaak bezocht. Nee, Phu mag alleen een meisje trouwen uit 1999.

Het verschil tussen hoe ouders met kinderen omgaan in Aziatische landen en in Westerse landen is heel groot. Als kinderen iets willen gaan studeren omdat zij daar passie of talent voor hebben wordt de volgende afweging gemaakt: levert het geld op? zo nee: dan is het pech hebben. Ouders wil is wet, en daar is geen speld tussen te krijgen. Als Phu aangeeft dat hij het niet ziet zitten om het uit te maken met Moon roept zijn moeder dramatisch uit: kies je voor haar of kies je voor mij? Uiteindelijk, na veel tranen (vooral van Phu), stemt moeder in om Moon te ontmoeten.

Op mijn laatste avond ga ik voor een laatste keer uit eten mijn met beste Vietnamese vrienden. Binh, die iets ouder is en toerisme studeert, brengt mij eerst naar een hotel dichtbij het vliegveld (de zaterdagnacht zit niet inbegrepen bij het vrijwilligersproject). Binh stelt ook voor dat ik in zijn huis bij zijn vrouw kan slapen en dat hij bij zijn zus kan slapen, maar hij maakt een grapje over hoe ik, als Westers persoon, hogere eisen heb qua voorzieningen) en hierna stelt hij een traditioneel Vietnamees restaurant voor.

Emma, een van de meisjes van de Foodshop en waarmee ik veel dezelfde interesses deel, neemt haar beste vriendin mee en hierna komen Phu en Moon nog om het gezelschap compleet te maken. Samen eten we vis hot-pot, water spinazie gebakken in knoflook, Vietnamese loempia's en een paar onbekende vlees gerechten. We verhuizen ons feest naar een lokaal restaurant waar we nog, voor de laatste keer, mot, hai, bai jo! roepen als we onze 'Saigon Beer' achterover slaan.

Dat ik Vietnam ga verlaten om naar China te gaan, ligt gevoelig. Al eerder is er geen moeite gedaan om hun afkeer voor China te verbergen en doordat we op het onderwerp politiek belandden, kwamen deze gevoelens weer boven water.

Allereerst maakt Phu de schokkende bekentenis dat hij geen idee heeft wie er op dit moment president is van Vietnam. Volgens hem gaan de verkiezingen zo: iedereen moet in Vietnam stemmen maar op wie je stemt is onbekend. Je krijgt een formulier met namen, leeftijd en beroep en hierop moet je iemand aankruisen. Elke gemeente stemt op de persoon die ze op de posters zien die verspreid zijn in dat gebied.

Hierna, ik weet niet eens meer waarom, nam iemand het C-woord in zijn mond. Binh, die de meeste historische kennis heeft als tour-guide, roept dat China Vietnam als niets anders ziet dan een vuilnisbelt. Phu stemt hier mee in, en even wordt er iets in Vietnamees uitgewisseld.

Binh vermengt zich nu in een historisch betoog wat luid: ''China kan de geschiedenis herhalen en weer Vietnam binnenvallen maar ze zullen altijd falen, net zoals de Fransen hebben gefaald en net zoals de Amerikanen hebben gefaald. Wij zullen altijd voeten hebben om op te lopen, benen hebben om mee te rennen, armen hebben om mee te vechten en een brein hebben om mee te denken!''

Emma's vriendin, die maar beperkt Engels spreekt, kijkt enigszins verward terwijl Phu, natuurlijk, hier luid mee instemt. Er wordt nog een laatste poging gewaagd of ik echt niet in Vietnam kan blijven en dan is de avond over. Ik krijg nog een Doramon (een Japans tekenfiguur) cadeaus van Emma en een luchtverfrisser voor in een tas en een emotionele kaart van Phu en Moon en dan is het klaar om te gaan. Ik ben blij als ik mijn cadeautjes heb uitgedeeld (gelukkig was ik de dag van te voren naar de boekenwinkel geweest) en achterop bij Binh stap die er op staat om mij bij het hotel af te zetten.

Onderweg vraagt hij of ik nog een tour wil van de stad in de nacht en ik stem graag toe, we rijden over de, nog steeds, drukke wegen en bezichtigen grote monumenten terwijl Binh achtergrondinformatie geeft. We stoppen voor een tijdje langs de Saigon Rivier en ik kijk uit over het zwarte water wat door de sky-scape van Ho Chi Minh City wordt verlicht. Ook al kijk ik, als ik terug ben in het hotel, even hoe duur vliegtickets van en naar Ho Chi Minh City zijn vanuit Amsterdam, ben ik klaar voor mijn nieuwe avontuur: China.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Roos

Actief sinds 16 Maart 2016
Verslag gelezen: 219
Totaal aantal bezoekers 3510

Voorgaande reizen:

19 Maart 2016 - 01 September 2016

Mijn eerste reis

Landen bezocht: