Vertrek Cambodja - Reisverslag uit Khett Siem Reab, Cambodja van Roos Hazendonk - WaarBenJij.nu Vertrek Cambodja - Reisverslag uit Khett Siem Reab, Cambodja van Roos Hazendonk - WaarBenJij.nu

Vertrek Cambodja

Blijf op de hoogte en volg Roos

09 Mei 2016 | Cambodja, Khett Siem Reab

Beste allemaal,

Donderdagmiddag, 15 april 2016, liepen ik en Junye naar de tempel bij ons op de hoek. Onderweg waren groepen kinderen en volwassenen bezig iedereen die langsliep te bekogelen met babypoeder en water. We hadden ons dit keer voorbereid en ik had een klein tasje bij met daarin een plastic zak om mijn mobiel en portemonnee droog te houden. Kinderen gierden van het lachen als ze ons bekogelen met boterhamzakjes gevuld met water, waterpistolen en tuinslangen.

Bij de tempel was het chaos, de Cambodjaanse dansmuziek klonk uit de speakers. Mensen waren volop aan het dansen of hielden zich bezig met de andere activiteiten. Van een afstandje keek een groep jonge monniken met een glimlach toe.

Zodra wij de gouden poorten binnenlopen kijken mensen ons twijfelend aan. Niet flauw, geef ik een toestemmend knikje. Voor ik het weet ben ik omsingeld door een massa mensen en pers ik mijn lippen in een lijntje op elkaar om de babypoeder niet binnen te krijgen. Als we een rondje zijn gelopen en een paar van de schoolkinderen hebben bezocht stappen we met zijn allen in de groene schoolbus. Met 15 vrijwilligers en 3 Cambodjanen zaten we geperst op de stoelen die normaal worden bezet door kinderen die te ver van de school af wonen.

We rijden over de hobbelige zandweggetjes en rijden langs massa's mensen. Buiten, worden slachtoffers die op de fiets of motor naar het volgende dorp willen rijden, gestopt en bekogeld. Na 15 minuten komen we aan op bestemming nummer 2.

Ooit ben ik in Limburg, onder aanmoediging van oma, met een vriendin naar een lokaal feestje in Swolgen gegaan. Toen wij aankwamen keerde iedereen zich om en keek ons aan alsof we buitenaards waren. De sociale druk was destijds zo groot dat ik en Nicky ons snel weer hadden omgekeerd. Deze ervaring deed me daar aan denken, maar dan nog 10 keer zo erg.

Het was duidelijk dat dit dorp verder van Samrong afligt en ze waren dus ook niet gewend aan blanke mensen. Laat staan een hele groep. Ongemakkelijk kijken we naar de 100 mensen die verzameld zijn totdat een Cambodjaan van bijna 2 meter aankomt lopen om ons te begroeten. Zijn gezicht is niet wit van het babypoeder maar zwart van kool, de traditionele manier. Tegenwoordig smeren mensen liever babypoeder op hun gezicht en wordt er eigenlijk alleen nog kool gebruikt in de arme gebieden. Desalniettemin glimlacht de man enthousiast en smeert hij het zwart over mijn gezicht, gemengd met het wit laat het een grijze dikke massa achter.


Hij nodigt ons uit om mee te gaan dansen en we sluiten ons aan bij de grote groep mensen die in een ronde lopen. De reacties zijn gemengd, sommigen kijken ons aan met samengeknepen ogen, oudere jongens maken overduidelijk grappen over ons en andere glimlachen en leren ons de correcte manier van dansen.
De ongemakkelijkheid blijft echter en niet veel later zitten de meeste vrijwilligers op de houten plateaus die over het water zijn gebouwd. De lokale bevolking is overgegaan op spelletjes en zijn gaan zaklopen. Galia en ik zitten samen op een bankje te kijken naar een jongen van onze leeftijd met lang geblondeerd haar, skinny-jeans, kisten en een leren jacket met studs als er een oudere man ons aanspreekt. Hij spreekt in Khmer dus veel kan ik er niet van verstaan maar in zijn rechterhand houdt hij een sikkel en zijn borst is getatoeerd met tekens die ik niet herken. Uiteindelijk blijkt hij ons enkel te gebieden om mee te gaan dansen. Ik glimlach net zo lang tot hij doorloopt.

Iedereen is blij als Sem uiteindelijk met het nieuws komt dat we verdergaan. Iedereen zit vliegensvlug weer in het busje. Onze laatste tempel is een bekende, het is dichtbij de school en ik fiets er soms langs als ik de toeristische route wil nemen. Het feest hier is veel kleiner en ze zijn vervuld van geluk als ze ons zien. Ik besluit eerst een bezoek te brengen aan de tempel.

Binnen zit een groepje oudere kale vrouwen in witte kledij. Ze kijken mij met nieuwsgierige ogen aan als ik binnen kom lopen. Ze zitten tegenover een gigantische buddha en onder hun toeziend oog loop ik naar voren. Met mijn handen tegen elkaar toon ik mijn respect, en laat ik natuurlijk een paar honderd Riel achter in de tip-box. Een van de vrouwen nodigt mij uit om te gaan zitten en met mijn benen naar een kant gebogen ga ik drie keer naar de grond. Als ik klaar ben knikt ze nee en duwt ze me nog een keer naar beneden. Verward herhaal ik het ritueel, maar ik ben nog steeds niet klaar. Uiteindelijk grijpt ze mijn handen en legt ze mijn vingers op een bepaalde manier langs elkaar. Als ik klaar ben aait ze over mijn hoofd en roept ze een van de jongens. Hij komt terug met houten stokjes en bloemen.

Ik loop naar de buddha en steek het stokje aan, het ruikt naar wierook en de jongen begeleidt mij naar buiten. In een grote pot staan al meerdere bloemen en stokjes en ik plaats ze ertussen. Als ik terug naar binnen kom krijg ik 3 flesjes water in mijn handen geduwd. De vrouw kijkt me aan met een blik die kan worden vertaald naar: ''zo, genoeg gekkigheid'' en wijst naar buiten naar de dansende groep.

Ik sluit me aan en krijg opnieuw babypoeder in mijn gezicht gesmeerd. Een groep jongens van onze leeftijd en met zwarte gepoederde gezichten nodigt ons uit om te dansen, zonder aanraking uiteraard. Een romantische dans is hier in een rondje langs elkaar lopen. Een van de jongens die een shirt met een Cambodjaanse rock-band en een leren jackje leert mij het danspasje. Uiteindelijk wijst hij naar Junye en dan zijn ietwat eng uitziende vriend. De arme jongen probeert zonder succes langs Junye te lopen maar zij blijft met haar rug naar hem gekeerd. Ik lach en schud mijn hoofd.

Ik heb het prima naar mijn zin, maar het wordt laat en de andere hebben genoeg van het dansen. Als ik in de bus zit ''nodigt'' het dorpshoofd ons uit (''you have to come tonight again!'') en steekt rock een roll-jongen zijn hand door het raam om mijn hand te schudden. Langs mij zit Sem met een afkeurende blik op zijn gezicht en snel rijden we terug voor het avondeten.
's Avonds gaan we opnieuw naar het park in Samrong. Het feest is in volle gang en Junye en ik zitten op het gras te kijken naar een jongetje van een jaar of 5 die een uur lang zit te trillen van enthousiasme om een teddybear ballon. Hij springt op en neer, knuffelt met de ballon en schatert van het lachen terwijl zijn familie langs hem op de grond zit te eten.

Mister Ear staat plots achter ons en nodigt ons uit voor een drankje. Al zijn 6 broers zijn bij elkaar gekomen in Samrong om het nieuwe jaar te vieren. Natuurlijk wordt ons een drankje aangeboden, en hoe vaker we dit proberen af te slaan, hoe dringender zijn toon wordt. Uiteindelijk roept hij ''this is our culture! we invite you, so we have to buy you a drink''. Na deze speech besluit ik maar een van de biertjes die in mijn gezicht worden geduwd aan te nemen. Ik hou helemaal niet van bier maar op deze manier hoefde ze in ieder geval niks voor mij te gaan kopen. Junye is slimmer en vraagt om een water, dat maar 10 eurocent kost.

Om de 5 minuten roept een van de broers ''heeeuj'' en proosten we op het nieuwe jaar. Hierna wordt verwacht dat je een paar grote slokken van je drankje neemt. De man langs mij heeft pinda's en ik ben blij dat ik de nare smaak uit mijn mond kan eten, de gefrituurde kikkers sla ik af.

Op vrijdagmiddag staan er 3 taxi's voor ons klaar. We gaan met zijn allen naar Battambang, 3 uur van Samrong af. Onderweg rijden we voor dorpjes en worden we overal opgehouden door massa's en massa's mensen die nog enthousiaster worden als ze zien dat wij ''barang'' zijn. Ik hou, ondanks het aandringen, mijn raampje mooi dicht.

In Battambang is het een stuk rustiger. De stad is de twee na grootste van Cambodja maar doet erg rustig aan. De stenen gebouwen zijn duidelijk beinvloed door Franse architectuur en overal zijn moderne Amerikaanse merkwinkels. Met veel teleurstelling zie ik weinig tuktuk's op straat.

Zaterdagmiddag gaan we op pad naar de ''bamboe-trein''. Ik weet niet zo goed wat ik hiervan moet verwachten en ik had maar besloten dit keer de groep te volgen. We gingen in ieder geval ergens naar toe, wat meer is dan ze deden in Siem Reap. De bamboe trein is in feiten een houten plateau, aangevoerd door een motor, die over een rails rijdt. Dat is het. Onderweg zou je kunnen genieten van het landschap, mocht het niet zo zijn dat dorre struiken het zicht beperken.

Uiteindelijk stoppen we bij een rustplek waar we iets kunnen drinken en souveniers worden verkocht. Al mijn witte t-shirts zijn inmiddels gelig van het zand en zweet geworden en ik koop voor 5 dollar een grijs t-shirt met een olifant erop.

De oudere eigenaresse neemt geen genoegen met het in de tas stoppen van het product en voor ik het weet heeft ze haar vingers om mijn shirt gebonden. Ondanks dat haar man in de winkel staat trekt ze mijn shirt omhoog en dekt ze mij met haar eigen lichaam, al lachend uiteraard. Zodra ik het grijze shirt over mijn lichaam heb heengetrokken grijpt ze mijn armen weer vast en streelt ze over mijn gezicht. ''So white! Everyone in Cambodia loves white skin!''. Ik maak de belofte aan mijzelf om op zoek te gaan naar zelfbruiner.
Hierna gaan we naar de bat-cave. Hier was ik meer enthousiast over, al was het alleen al om de coole naam. Maar het was een grote teleurstelling. We zaten met een handjevol andere toeristen tegenover een berg met een gat erin. Om half 6 kwamen ze dan aangekakt, de vleermuizen. Niet onder de indruk, kijk in naar de mini-vleermuizen die in honderden uit de berg vliegen. Ik voel een druppel op mijn arm, verward kijk ik omhoog. Begint het te regen? Nee, was het maar zo. De Cambodjaanse gids langs mij lacht en verbergt zich onder zijn jas. Het waren de vleermuizen, blijkbaar hebben ze nogal een kleine blaas en aangezien ze maar een keer per dag naar buiten komen.... Ik heb zelf geen extra kleding bij om onder te schuilen en kijk chagrijnig omhoog.

Boven op de berg, langs de infamous bat-cave, staat een tempel. Ik was druk bezig naar de aapjes te kijken toen de helft van de groep al omhoog aan het lopen was. Met 3 andere achterblijvers lopen wij de 600 treden naar boven. Het is het waard, de zon begint net onder te gaan als we boven aankomen en het uitzicht is prachtig. Als je 10 minuten naar beneden loopt is er een andere tempel met een grot genaamd de ''killing-cave''. Hier wou ik het liefste naar toe, maar bijna iedereen is het inmiddels zat. De helft is al naar beneden gelopen zonder iets te zeggen en de andere helft is in discussie of we er wel of niet naar toe gaan. Gelukkig wilde Junye en Robin, een Nederlandse jongen uit Nijmegen, wel met mij mee naar beneden.

Het is aan het schemeren als we aankomen en een groepje Cambodjanen kijkt verbaasd dat we zo laat nog aankomen. Gelukkig is er een jongen van een jaar of 12 die in het Engels ons rondleidt. Onder in de grot kan je meters omhoogkijken naar de top van de berg. Hier zijn meer dan 10.000 mensen naar beneden gegooid in de tijd van de Rode Khmer. De jongen verteld dat deze plek voornamelijk werd gebruikt voor geleerden uit Battambang; rechters, dokters, leraren en uiteraard politici. De haren in mijn nek staan overeind als je naar de botten, schedels en kleding staar die hier zijn gevonden. Onder de slachtoffers waren ook kinderen.

Met een zwaar hart geven we de jongen een paar duizend riel en lopen we langs standbeelden die de Boedistische hel moeten uitbeelden. In het donker lopen we de berg af.

's Avonds eten we in een restaurant die is gestart door een Ier en zijn Australische vriendin. Ik had liever in een Cambodjaans restaurant gegeten, ik zou daar liever mijn geld aan geven dan aan een stel rijke en onvriendelijk hipsters terwijl we omringd zijn door ander blanke mensen. We gaan de volgende ochtend ook al ontbijten in een restaurantje van Amerikaanse. Het is in mijn ogen te bizar, dit kan je ook in je eigen land doen. Hiervoor hoef je niet kilometers te reizen. Maar niemand anders klaagt en ik wil niet degene zijn die overal een probleem van maakt.

Al met al was het een teleurstellend weekend. Battambang was schoon, mooi en, ondanks alle Fransen, gezellig (;p). Maar het reizen met een grote groep en het hangen aan het zwembad is niks voor mij. Ik ben blij als ik maandag weer naar school kan gaan.
Samen met Lou geef ik de hele week les. Lou is erg lief, en heeft min of meer dezelfde interesses. Ze houdt echter nooit op met praten en als ik terug kom knijp ik er in mijn eentje een paar uur in het café om de hoek relaxen. Hier hangen 4 televisies, waarvan van 2 het geluid aanstaan, en kan ik Koreaanse drama's, Japanse films, voetbalwedstrijden, Amerikaanse films of Cambodjaanse muziekvideo's kijken.

Ik heb een nieuw Cambodjaans woord geleerd: ''srey s'a-aht''. Srey staat voor dame maar kan ook als zus worden gebruikt. Het betekend letterlijk vertaald: knappe dame. Ik heb dit al eerder gehoord, als een van de meisjes uit mijn klas het tegen mij zei, maar nu ik de betekenis weet kan ik het eindelijk terugzeggen. Er zijn twee reacties: of ze worden rood en fluisteren ''akon'' of ze zeggen, met daadkracht, 'no!'.

Er is nog een andere nieuwe trend: 'Oggy'. Ik had hier zelf nog nooit van gehoord maar blijkbaar is het een of andere Amerikaanse cartoon over een kat die strijd met kakkerlakken. Jiska kende het wel, als ''Oggy en de kakkerlakken''.

In ieder geval is hij het nieuwe idool van alle kinderen. Overal zie je Oggy schriften en als ik mijn mobiel uitleen in de pauze schreeuwen de kinderen passievol: ''Oggy, Oggy!''.
Ik heb een grote fout gemaakt om Oggy te tekenen in een van de schriftjes. Nu, als ik nakijk, hoor ik die vervloekte naam weer. Ik teken zo'n 40 Oggy's op een dag en ik kan de kat bijna niet meer zien. Ik verlang naar de dagen waar het alleen gitaren, vlinders, tractors, hartjes en koeien waren.

Een kind, Chlourn, is bijna obsessief met Oggy. Hij kan er niet over ophouden, elke ochtend als ik binnenkom is het bijna het eerste wat hij zegt. Op een gegeven moment weigerde hij nog te werken en bleef hij maar schreeuwen om Oggy. Ik had een Oggy op het bord getekend en schoon genoeg van zijn gedrag. Samen met Lou tekende ik een stokfiguur op het bord langs Oggy, met zijn naam erboven en een hartje tussen de twee tekeningen. Verward keek hij naar het bord totdat het kwartje viel en, ik weet niet zo goed wat we verwachtten, maar niet deze reactie. Hij sloeg zijn hoofd achterover, balden zijn vuisten in de lucht en schreeuwde: ''NOOOOOO!!!" Huilend van het lachen veegden we de tekening weg. Ik voelde me toch een beetje schuldig en kocht speciaal een Oggy boekje voor hem op mijn laatste dag.

Mijn visum liep op donderdag af en ik had afgesproken met Sem om dinsdagmiddag naar Thailand te gaan. Ik zou achterop de motor gaan en was blij toen ik bericht kreeg dat Phanna mij zou komen ophalen. Phanna is een student die ook meehelpt op de school, hij spreekt een beetje Engels en loopt vaak met zijn neefje van 8 maanden op zijn arm rond. Om 11 uur stond hij op mij te wachten bij de ingang van de school, de Thaise grends is maar 45 minuten van de school vandaan dus met een beetje geluk zouden we weer om 2 uur terug zijn voor de 'afternoon-class'.

Door een hittegolf die op dit moment door Cambodja sleept was het ongelofelijk warm in de brandende zon. De lucht was zo heet dat ik moeite had met ademen en mijzelf prees voor de extra laag zonnebrandolie die ik had opgedaan. Onderweg passeren we lege vlaktes en kleine dorpjes, door mijn helm ben ik iets minder herkenbaar maar als we een wagen passeren maakt een moeder toch geschokt haar zoon, die ligt te slapen in haar armen, wakker om uitbundig over ons te praten.

De grens ligt boven op een berg en is druk bezocht. Ik ben dankbaar voor Phanna die mij door de eerste controle kan helpen door de situatie in Khmer uit te leggen maar hierna moet ik in mijn eentje verder. Ik sluit me aan bij een rij die schuifelend en langzaam door een van de hokjes passeren. Als ik uiteindelijk bij het loket aankom blijk ik in de verkeerde rij te hebben gestaan, niemand spreekt goed Engels maar een man is zo vriendelijk mij te brengen naar een ander klein hokje een paar meter verderop.

Binnen zit een Thaise jonge soldaat gitaar te spelen en zachtjes te zingen. De andere man grijpt een formulier voor mij om in te vullen maar loopt hierna weg. Als ik klaar ben weet ik eigenlijk niet zo goed waar ik nu weer naar toe moet, de soldaat kijkt eindelijk weg van zijn gitaar als ik met twee handen hem het formulier laat zien. Zuchtend pakt hij een nieuw formulier en vult deze voor mij in, ik weet niet precies wat ik niet goed heb gedaan maar ben dankbaar voor zijn hulp. Nadat hij mij achternaam als 'Anne' heeft ingevuld moet hij weer opnieuw beginnen. Uiteindelijk komen we aan bij de laatste vraag: wat is je adres in Thailand.

Tevergeefs probeer ik uit te leggen dat ik niet naar Thailand ga maar alleen een stap over de grens heen hoef te zetten. Een andere soldaat schiet de verwarde jongen bij maar weet niet veel meer van mijn verhaal te maken. Uiteindelijk pak ik mijn mobiel maar en probeer ik het via google translate te doen. Nog steeds kijken de twee soldaten nietsbegrijpend naar elkaar en discussiëren in een taal die ik niet ken. Uiteindelijk pakt soldaat nummer 2 ook zijn mobiel en typt in het Thais iets in de vertaalmachine. Met een serieuze expressie duwt hij zijn mobiel in mijn gezicht: ''You want Thailand sex?''.

Allereerst denk ik dat hij een grap maakt en kijk ik geschokt op, maar de soldaat wijst met een frons naar de vraag op het formulier en kijkt verward terwijl ik op mijn lip bijt om mijn lach in te houden. Ik adem opgelucht als een Engels sprekende man ons komt helpen en wordt doorgestuurd naar het volgende loket. Iedereen moet uiteraard nog even lachen als ik door mijn knieën moet om een foto te laten maken omdat de camera niet op mijn lengte is ingesteld.

Als ik eindelijk Thailand binnen ben en ik weer terugloop blijkt dat ik nog een stempel mis. Door de Cambodjaanse douane wordt ik weer teruggestuurd en ik probeer mijn ergernis te verbergen, ik ben immers al een uur aan het ronddwalen in deze bureaucratische hel en ik ben er genoeg van te krijgen. Een man van de Thaise douane staat in de schaduw een sigaret te roken als ik aan kom lopen. Hij spreekt gelukkig Engels en ik vertel hem dat ik opnieuw een visum wil aanvragen voor Cambodja, hij kijkt me aan en zegt 'no'.

Sceptisch kijk ik hem aan als hij een verhaal begint te vertellen over een wetsverandering in Thailand waardoor je niet meer zomaar heen en weer kan over de grens, als ik opnieuw naar Cambodja wil zal ik eerst een paar dagen in Thailand moeten blijven. Als ik hem verdrietig aankijk zegt hij dat hij het wel even binnen gaat vragen aan de officier.

Iedereen die in Cambodja verblijft vraagt zo een visum-verlenging aan dus ik weet vrijwel zeker dat wat hij zegt niet klopt, maar het is een spel wat je moet spelen. Cambodja is door en door corrupt, van onderaan de ladder tot aan de top. Er is een reden waarom Cambodjanen die in de jaren 70 oorlogsmisdaden hebben gepleegd tot vandaag de dag door de regering worden beschermd net zo dat een Duitse vrijwilliger voor 300 dollar de politie omkoopt zodat hij niet wordt opgepakt voor wiet-gebruik. In mijn hoofd ben ik al een plan aan het smeden voor als ik niet wordt binnengelaten wanneer de man het hokje uitloopt: ''You lucky girl, lucky girl. He likes you, you can come in.''

Als ik uiteindelijk aankom bij mijn 'reddende engel' kijkt hij me met samengeknepen ogen aan. ''You want to come to Thailand?'' Wanneer ik antwoord met 'nee' trekt hij zijn wenkbrauwen op: ''Why not? Thailand good country, why Cambodia?''. Ongemakkelijk
antwoord ik dat ik in de toekomst wel een keer op bezoek kom. Ik walg van binnen van dit gehuichel maar ik krijg mijn laatste stempel dus het is het waard.

Het is inmiddels anderhalf uur later en Phanna is blij me te zien bij de grens. Nog een formulier invullen en natuurlijk een paar tientjes neerleggen voor het visum en we kunnen weer op weg. Ik koop nog een flesje Fanta voor onderweg en de verkoopster kijkt heen en weer van mij naar Phanna met samengeknepen ogen en een glimlach. Ze vuurt vraag na vraag op Phanna af die ongemakkelijk nee knikt terwijl ze mij nieuwsgierig oogt. Ik hoef geen Khmer te verstaan om te weten waar het gesprek over aat, als ze klaar is kijk ik vragend naar Phanna. Terwijl hij mijn blik ontwijkt mompelt hij dat de vrouw mij erg knap vindt. Ik glimlach om zijn gene en besluit hem uit zijn lijden te verlossen door weer op de motor te stappen.

Mijn laatste dag was vrijdag. Ik zag er al weken tegen op en die ochtend fietste ik met tegenzin naar school. De dag van te voren had ik flink inkopen gedaan en voor alle 60 kids pakketjes gemaakt met een schriftje, pen, kleur/sticker-boekje, ballon, jelly, koekje en snoep. Op elk pakketje had ik een briefje met : ''for:.... from: teacher Roos'' geschreven.

Ik was blij om te zien dat de klas volzat met meer dan 30 kinderen die ochtend. Ik had de dag van te voren nog 2 kinderen naar huis gebracht op de fiets omdat ze ziek waren. Beide woonde ze in wat amper een schuur kan worden genoemd, toen een van de moeders mij zag glimlachte ze en riep ze: ''hi, teacher Roos!''. Verbaasd zwaaide ik terug.

Vrijdag is test-dag dus nadat we de test op het bord hadden getekend en de groep in tweeën hadden verdeeld waren we druk bezig om bij iedereen langs te gaan. Door het leeftijdsverschil en de wisselende niveaus is het moeilijk om een test te maken die bij iedereen past, de jongere kinderen hebben vaak moeite met de opdrachten en connecties leggen terwijl de oudere kinderen de lesstof minder snel oppakken. Gepaard met het feit dat ze ook nog wel eens willen afkijken is het, zelfs met twee personen, een vrijwel onmogelijke taak.

Uiteindelijk blijken de meesten toch een hoge cijfer hebben gehaald. Toch vallen er een paar flinke onvoldoendes en hebben Lou en ik een discussie over wat de beste methode is om hier mee om te gaan. Ikzelf geloof niet dat het nuttig is om een kind van 7 een toets met een 3 te overhandigen terwijl kinderen langs hem allemaal hoge cijfers hebben gehaald. Sterker nog, ik twijfel of het nut heeft om op deze leeftijd überhaupt met cijfers te werken. Als we een opdracht nakijken teken ik toch altijd een Oggy en schrijf ik een ontelbaar aantal punten, ook al hebben ze een paar foutjes gemaakt. Lou is echter van mening dat het oneerlijk is voor de andere kinderen die wel een hoog cijfer hebben gehaald. Uiteindelijk krijg ik mijn zin (soort van) en schrijven we een 6 op de toets.

Als beide groepen zijn geweest vraag ik Narath om in Khmer uit te leggen dat het mijn laatste dag is. Ik besluit de testen met de pakketjes samen terug te geven en als ik klaar ben pak ik een set modelleerballonnen uit mijn tas en breekt de hel los. De kinderen zijn namelijk doodsbenauwd als Narath in de buurt is. Het is een combinatie van respect en een angst die voornamelijk voorkomt ik het feit dat Narath met stift op hun gezichten tekent als ze een vraag fout beantwoorden en dat hij de contactgegevens van ouders heeft. Maar zodra hij zichzelf van de scene heeft verwijderd zoemt de opwinding door het kleine klaslokaal en duurt het niet lang voordat ik de eerste ''Cha, me!'' hoor.

Kinderen van andere klassen komen vluchtig aangerend als de belofte van ballonnen door de school heen galmt. Ik heb niet zoveel opwinding gezien sinds dat er een slang was gespot op het schoolterrein en iedereen, vreemd genoeg vol vreugde, ''snake!!!!!'' over het schoolplein heen schreeuwde. Wanneer de schoolbel gaat wordt ik overvallen met knuffels en ''see you tomorrow's!'' als ik antwoord met ''no see you tomorrow'' kijken ze even verward voordat ze opnieuw in mijn oor schreeuwen: ''see you monday!''.

Uiteindelijk blijf ik alleen over met Sanna die een plekje achterop mijn fiets heeft gewonnen. Ik probeer mijn tranen in te houden als ik naar het lege klaslokaal kijk, het is immers niet eerlijk om te huilen waar de kinderen bij zijn. En voor hun is dit niks nieuws, leraren komen en gaan en over 2 weken zullen ze mij allang weer vergeten zijn. Toch moet ik even slikken als ik denk aan de middag. Ik weet dat je als leraar waarschijnlijk geen favorieten moet hebben maar ik heb die gouden regel gebroken. Koly, Sreyleak, Moneyneath, Kimhun en Kimmey zijn allemaal middag-kindjes, gelukkig kan ik mijzelf in de middag afleiden om een laatste keer naar de markt te gaan om nieuwe ballonnen te kopen.

Het afscheid valt mij zwaar maar ik ben trots op mijzelf als ik de middag doorkom met een glimlach. Aan het einde heb ik blaren op mijn vingers van het ballonnenknopen en doet mijn rug pijn omdat een van de Kindergarten kinderen een vaste hangplek om mijn rug heeft gevonden maar de kinderen zijn voldaan met hun ballonnen en Choulrn met zijn Oggy schriftje. Als ik bij de poort sta komen de meisjes, en Koly, op mij afgerend om een laatste knuffel te geven. Op de terugweg ben ik stil terwijl Lou tevergeefs een gesprek met mij probeert aan te knopen.

Veel van de vrijwilligers gaan mee naar Siem Reap dus ik hoef eigenlijk alleen gedag te zeggen tegen Tim. Hij blijft nog een aantal jaar dus ik zie hem toch weer als ik terug ga. Daarna het afscheid van de familie, mr. Ya geeft mij een knuffel en Moneyneath geeft een ballonnenkroon aan mij. Als ik eenmaal in de taxi zit kijk ik naar de familie en zie ik dat Moneyneath naar mij zoekt, dramatisch gooi ik de autodeur open en rent ze naar mij toe voor een laatste knuffel. Door alle vrijwilligers die al jaren over de vloer komen is haar Engels van een hoger niveau en is ze een van de weinige kinderen waar ik echt gedag tegen kan zeggen. In de twee uur durende taxi rit naar Siem Reap ben ik aan een stuk door aan het snikken.

De volgende ochtend pakken Junye en ik het vliegtuig naar Phnom Penh, de grootste stad van Cambodja en, zoals bekend, de hoofdstad. Toch hoef je ook hier geen sky-scrapers en moderne technologie te verwachten maar het verschil met andere steden, en zeker met het boerenland, is groot. Veel stenen gebouwen die Frans aandoen, koninklijke paleizen en meer auto's dan ik in heel Cambodja heb gezien.

Junye ging zondag weer terug naar Canada dus we hadden maar een beperkte tijd. Allereerst gingen we naar Choeung Ek, de grootste en meest bekende 'killing field'. Voor een paar dollar kopen we een audio tour en lopen zelfstandig over het terrein heen. In het midden staat een gigantische pagode vol met schedels die ze hier hebben gevonden en nooit hebben kunnen identificeren. Ze liggen op groepen van leeftijd van ouderen tot baby's. Zoals uitgelegd in de audio-tour, geloofde Pol Pot in het uitroeien van meerdere generaties zodat er niemand overblijft om wraak te nemen. Niet geheel verbazend van een man met de ''inspirerende quote'': ''To keep you is no benefit, to destroy you is no loss.''

Heel het terrein hangt samen van ellende, het ene verhaal nog gruwelijker dan het andere. Ze proberen er dan ook geen doekjes om te winden. Ik moet mijn audio-set afzetten als ze propaganda muziek gemengd met het geluid van een generator voor licht laten horen met de boodschap: ''dit is het laatste wat deze mensen hier hebben gehoord''. Ook herhalen ze drie keer het feit dat ''wij'', het Westen, tot 1991 de Rode Khmer hebben gesteund als de officiële regering. Ook vertellen ze dat het dodenaantal 3 miljoen is, in plaats van 2 miljoen of 1.7 miljoen. De verschillende verhalen doen me duizelen en ik moet denken aan de schrijver Karl Levy als de man mij vertelt dat Dougg, de beruchte baas van de S21 gevangenis, hier huilend op de grond neerviel langs een boom die werd gebruikt om baby's voor hun moeders ogen te vermoorden. Met een misselijk gevoel kijk ik naar een map die verteld dat dit maar een van de 327 killingfields door heel Cambodja is. In stilte steken Junye en ik wierook aan en buigen we naar voren om ons respect te tonen, er valt niet zo veel te praten.

Hetzelfde gevoel overvalt me de volgende ochtend als we naar Tuol Sleng gaan, de S21 gevangenis. Dit is overigens een plek die, ondanks alle arme zielen die hun leven in Choeung Ek verloren en zelfs in een tijd waarin zoveel pijn is geleden, een gruwelijke reputatie als gevangenis heeft. De audio-tour was hier echter meer op ingesteld en je kon zelf een keuze maken of je een verhaal wel of niet wilde horen en of je wel of niet naar binnen wilde gaan. Het hele complex bestaat uit 4 gebouwen met ieder een andere geschiedenis. Een is ingepakt in prikkeldraad omdat een gevangene hiervan af was gesprongen en is nog in dezelfde staat als toen de Vietnamezen hier binnenvielen en de gevangenis ontdekten. Gebouw A laat kamers zien met lege stalen bedden waar een foto van dezelfde kamer hangt maar dan nu met een bloederig lijk, op de muur hangt, precies zoals de Vietnamezen het hier aantroffen. Gebouw B hangt vol met honderden foto's van jonge mannen en vrouwen, bejaarden, moeders met baby's op hun schoot en ontelbaar veel kinderen. Iedereen die deze plek binnenkwam werd goed gedocumenteerd en hoewel er op het einde veel is vernietigd zijn er nog steeds veel dossiers gevonden.

Gebouw C is in dezelfde staat en met een zwaar hart loop ik door de 1 bij 2 meter cellen. Gebouw D is waar ze alle dossiers bewaren en waar schilderijen, gemaakt door een van de 7 overlevenden, worden tentoongesteld. Buiten in de schaduw luister ik naar een hartverscheurend verhaal over een verliefd koppel die door liefdesbrieven een maand na elkaar in deze gevangenis zijn beland en op dezelfde dag zijn vermoord in Choeung Ek. (De naam van het meisje is Bophana, mocht je haar willen opzoeken). Uiteindelijk ontmoet ik Junye weer en zij vertelt mij dat een van de overlevers buiten in de schaduw op een bankje zit. Hij heeft een boek geschreven en je kunt hem hier ontmoeten, zenuwachtig lopen we naar de tafel toe. Wat moet je immers tegen zo iemand zeggen? Ik heb een documentaire gezien waarin hij en een andere overlevende, voor het eerst terugkwamen en zijn verhaal is te horen in de audio-tour. Meer dan 1,5 jaar is hij hier gemarteld en zijn vrouw en kinderen zijn hier vermoord. Wat weten Junye en ik nou van dit leed? Beschaamd staan we een paar meter verderop te overleggen of we er naar hem toe gaan wanneer zijn kleindochter naar ons toe komt gelopen.

Ze is opgewekt en maakt een grapje over dat haar opa geen tanden meer heeft, lachend laat de oudere man, Bou Meng, zijn tandvlees zien. Ik kan weer opgelucht ademhalen, we hoeven eigenlijk helemaal niks te zeggen. Beiden kopen we zijn boek, deels omdat ik het graag wil lezen maar ook omdat ik hem graag wil steunen. Bou Meng heeft een schittering in zijn ogen en lacht als hij onze boeken signeert. De kleindochter vraagt of we ook met hem op de foto willen en hij tikt op een strandstoel naast hem. Wanneer de foto is genomen geeft hij mij een kus op de wang. Zelfs nu ik het schrijf kan ik het nog moeilijk geloven.

Ik ben blij als ik het terrein heb verlaten en we, met onze KFC kipburger, weer in de tuktuk zitten. Deze plekken voelen bijna verstikkend aan en de honderden gezichten die je aanstaren als je door de kamers heen loopt maken het bijna een persoonlijke ervaring. En terwijl ik iedereen die hier naartoe komt aanmoedig om dit te gaan bezoeken zal ik zelf nooit meer een stap in deze gevangenis zetten.

Junye moet helaas terug naar Canada maar ik kan mijzelf troosten met de gedachte dat we elkaar in China weer gaan ontmoeten. Ik besluit de hele week in Phnom Penh te blijven zo als ik nu in een mijn hotelkamer zit de typen. Met pijn in mijn hart stap ik zondag op het vliegveld naar Vietnam, niet omdat ik geen zin heb in het volgende avontuur maar omdat ik Cambodja verschrikkelijk ga missen. Ik ben werkelijk verliefd geworden op dit land en wil ik dolgraag weer terug. De laatste dagen heb ik mijzelf vermaakt met markten, paleizen, tempels, bokswedstrijden en museums. Als je naar buiten loopt staan er gelijk tuktuk's, motoren en cyclo's (een rolstoel waar een fiets aan vast is gemaakt) en kan je voor een paar dollar de hele stad door reizen. Voor 2 dollar kan je een manicure krijgen, voor 5 dollar een massage, en voor nog een paar dollar kun je je toekomst laten lezen, een flesje water kost 10 dollar cent en de lokale snacks (gebakken wormen en krekels) zijn overal op straat verkrijgbaar.

Maar vooral ga ik de Cambodjanen missen, en dan natuurlijk vooral de kinderen. Iedereen hier lacht altijd, familie staat voorop en iedereen is welkom. Ik zou hier evenwel niet langer dan 2 jaar kunnen wonen, want hoe goed je je ook in de cultuur verdiept en de taal leert, je zal altijd 'barang' blijven. Ik kan niet de straat op zonder overal te worden aangekeken en geen dag gaat voorbij dat ik geen opmerking krijg over mijn witte huid (ze hebben hier deodorant met ''whitening-cream'' en ik heb een uur moeten zoeken naar zonnebrand zonder witmaak-troep.).. Overigens hebben ze ook onderbroeken met opvulling).

De volgende keer dat ik schrijf zal vanuit Ho Chi Minh City zijn!

xoxo

  • 09 Mei 2016 - 22:37

    Joke Siebers:

    Zoveel indringende ervaringen. Gelukkig dat je dat grotendeels samen met vrienden/collega's kan meemaken. De reis is helemaal aan jou besteed en wij mogen meebeleven.
    Ik kijk uit naar het verslag van Vietnam en verder.

  • 12 Mei 2016 - 21:36

    Kitty:

    Hoi Roos,
    Wel heel erg heftig verhaal.
    Bijzonder en mooi dat je zo van dit -toch ook beladen- land en haar mensen bent gaan houden. Je maakt wel heeeeeeel veeeeeeel mee.
    Kitty

  • 14 Mei 2016 - 13:53

    Fanny/frances:

    Wat een indringend verhaal, Roos. Ik kijk inderdaad weer met spanning naar een of/en meerdere volgende ervaringen! Overigens vroeg Lia, de moeder van Abel, gisteren nog naar je.

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Roos

Actief sinds 16 Maart 2016
Verslag gelezen: 263
Totaal aantal bezoekers 3512

Voorgaande reizen:

19 Maart 2016 - 01 September 2016

Mijn eerste reis

Landen bezocht: